
3. 4.
12.7 Noodafvoer
Het apparaat kan geen water afvoeren
door een storing.
Als dit optreedt, voert u stappen (1) tot
(5) uit van "Het afvoerfilter reinigen".
Maak de pomp zo nodig schoon.
12.8 Voorzorgsmaatregelen bij
vorst
Als het apparaat is geïnstalleerd in een
gebied waar de temperatuur lager is dan
0° C, dan dient u het resterende water uit
de afvoerslang en de afvoerpomp te
verwijderen.
1. Trek de stekker uit het stopcontact.
2. Draai de waterkraan dicht.
3. Plaats de twee uiteinden van de
toevoerslang in een bak en laat het
water uit de slang stromen.
4. Leeg de afvoerpomp. Raadpleeg de
noodafvoerprocedure.
5. Als de afvoerpomp leeg is, installeert
u de toevoerslang opnieuw.
WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat de
temperatuur hoger is dan
0°C voordat u het apparaat
opnieuw gebruikt.
De fabrikant is niet
verantwoordelijk voor
schade die door lage
temperaturen is veroorzaakt.
13. PROBLEEMOPLOSSING
WAARSCHUWING!
Raadpleeg de hoofdstukken
Veiligheid.
13.1 Introductie
Het apparaat start niet of stopt niet
tijdens de werking.
Probeer eerst het probleem zelf op te
lossen (zie tabel). Neem indien dit niet
lukt contact op met de Servicedienst.
Voor sommige problemen zal een
geluidsignaal worden weergegeven. Het
rode indicatielampje
knippert en een
van de indicatielampjes gaat branden en
vermeld een alarmcode:
• - Het apparaat wordt niet goed
gevuld met water.
• - Het apparaat pompt geen water
weg.
•
- De deksel van het apparaat of
de trommeldeuren zijn open of niet
goed gesloten. Controleer de deur!
• Het indicatielampje van knop Start/
Pauze knippert 11 keer rood en 1 (of
2 of 3) keer geel: de stroomtoevoer is
onstabiel. Wacht tot de stroomtoevoer
stabiel is en het apparaat zal
automatisch in werking treden.
WAARSCHUWING!
Schakel het apparaat uit
voordat u controles uitvoert.
NEDERLANDS 19
Comentarios a estos manuales